Banden
Controleer de bandendruk:
Ga geregeld na hoe het gesteld is met de luchtdruk in uw autobanden. Een autoband met onvoldoende luchtdruk biedt meer weerstand waardoor uw brandstofverbruik toeneemt. Bovendien genereert hij meer warmte, wat bandenpech kan veroorzaken.
Controleer de diepte van de groeven:
Vergeet de diepte van de bandengroeven van het loopvlak niet na te meten. Wettelijk gezien moet de diepte 1,6 millimeter bedragen. Bij winterbanden raadt men zelfs aan een minimumdiepte van 4 millimeter aan te houden. Weet dat nieuwe banden een profieldiepte hebben van 8 millimeter en dat de remafstand vanaf 6 millimeter verlengd wordt.
Wanneer u de autobanden vervangt, wissel dan steeds in paren: beide voorste of beide achterste banden. Nog beter is alle 4 de banden tegelijkertijd te laten vervangen.
Bekijk de banden of sprake is van gelijkmatige slijtage:
Wanneer u de profieldiepte van de band meet, doet u er goed aan om zowel de binnenste als de buitenste rand van de band te checken. Een ongelijkmatige bandenslijtage is meestal een teken van een slechte uitlijning van het voertuig.
De juiste uitlijning voorkomt niet alleen vroegtijdige bandenslijtage, maar vergemakkelijkt ook het sturen.
Zoek ook naar bandbeschadigingen:
Zijn uw autobanden op bepaalde punten beschadigd? Bij het meten van de bandenspanning kijkt u naar de zijden van de banden, en controleert u op barsten, inkepingen, uitstulpingen…
Deze beschadigingen aan de band kunnen vaak niet hersteld worden, en moeten er nieuwe banden gemonteerd worden.
Vergeet de reserveband niet te controleren:
Controleer ook altijd de reserveband op dezelfde manier als de andere banden. Als u een compacte reserveband hebt, staat de bandenspanning meestal op de band zelf geschreven.
Laat u informeren over de juiste band:
Wij geven u een deskundig advies over de juiste banden voor uw voertuig.